Bij het leren van een nieuwe taal zijn werkwoorden cruciaal om jezelf te kunnen uitdrukken en de betekenis van zinnen te begrijpen. In deze blogpost introduceren we de 10 belangrijkste Spaanse werkwoorden die je moet kennen. We zullen hun betekenis en basisvervoegingen in de tegenwoordige tijd bespreken, evenals voorbeelden om je te helpen ze in context te gebruiken. Laten we beginnen met de essentiële Spaanse werkwoorden die je taalvaardigheid naar een hoger niveau zullen tillen!
Ser (zijn):
"Ser" wordt gebruikt om identiteit, nationaliteit, beroep en eigenschappen te beschrijven. Het is een onregelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Yo soy
Tú eres
Él/Ella/Usted es
Nosotros/Nosotras somos
Vosotros/Vosotras sois
Ellos/Ellas/Ustedes son
Estar (zijn, zich bevinden):
"Estar" wordt gebruikt om locatie, emoties en tijdelijke toestanden uit te drukken. Het is ook onregelmatig in de tegenwoordige tijd.
Yo estoy
Tú estás
Él/Ella/Usted está
Nosotros/Nosotras estamos
Vosotros/Vosotras estáis
Ellos/Ellas/Ustedes están
Tener (hebben):
"Tener" betekent "hebben" en wordt gebruikt om bezit, leeftijd, en fysieke of emotionele behoeften uit te drukken. Het is een onregelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Yo tengo
Tú tienes
Él/Ella/Usted tiene
Nosotros/Nosotras tenemos
Vosotros/Vosotras tenéis
Ellos/Ellas/Ustedes tienen
Hacer (doen, maken):
"Hacer" wordt gebruikt om acties of activiteiten te beschrijven en om het weer uit te drukken. Het is onregelmatig in de tegenwoordige tijd en dan vooral in de eerste persoon "yo".
Yo hago
Tú haces
Él/Ella/Usted hace
Nosotros/Nosotras hacemos
Vosotros/Vosotras hacéis
Ellos/Ellas/Ustedes hacen
Ir (gaan):
"Ir" wordt gebruikt om te praten over beweging, richting of toekomstige plannen. Het is een onregelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Yo voy
Tú vas
Él/Ella/Usted va
Nosotros/Nosotras vamos
Vosotros/Vosotras vais
Ellos/Ellas/Ustedes van
Decir (zeggen, vertellen):
"Decir: wordt gebruikt om "zeggen" uit te drukken. Het is ook een onregelmatig werkwoord, maar alleen in de eerste vorm "yo digo", de rest is regelmatig.
Yo digo
Tú dices
Él/Ella/Usted dice
Nosotros/Nosotras decimos
Vosotros/Vosotras decís
Ellos/Ellas/Ustedes dicen
Poder (kunnen, in staat zijn):
"Poder" wordt gebruikt om het vermogen of de mogelijkheid om iets te doen uit te drukken. Het is een onregelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd. Voorbeeld: No puedo venir a la fiesta (Ik kan niet naar het feest komen).
Yo puedo
Tú puedes
Él/Ella/Usted puede
Nosotros/Nosotras podemos
Vosotros/Vosotras podéis
Ellos/Ellas/Ustedes pueden
Querer (willen, houden van):
"Querer" wordt gebruikt om een verlangen, voorkeur of liefde uit te drukken. Het is onregelmatig in de tegenwoordige tijd. Voorbeeld: Quiero aprender español (Ik wil Spaans leren).
Yo quiero
Tú quieres
Él/Ella/Usted quiere
Nosotros/Nosotras queremos
Vosotros/Vosotras queréis
Ellos/Ellas/Ustedes quieres
Saber (weten, kennen):
"Saber" wordt gebruikt om kennis of het vermogen om iets te weten of te begrijpen aan te geven. Het is onregelmatig in de tegenwoordige tijd. Voorbeeld: No sé mucho de matemáticas (ik weet niet veel van wiskunde).
Yo sé
Tú sabes
Él/Ella/Usted sabe
Nosotros/Nosotras sabemos
Vosotros/Vosotras sabéis
Ellos/Ellas/Ustedes saben
Venir (komen):
Venir wordt gebruikt om aan te geven dat iemand naar een bepaalde plaats komt, of dat iets gebeurt of zal gebeuren.
Yo vengo
Tú vienes
Él/Ella/Usted viene
Nosotros/Nosotras venimos
Vosotros/Vosotras venís
Ellos/Ellas/Ustedes vienen
Dat waren de 10 belangrijkste werkwoorden in het Spaans! Ik hoop dat deze blog je veel heeft kunnen leren over de Spaanse taal :).
Eske
op 03 Jun 2024Peter Oidtmann
op 05 Oct 2024