Tellen in het Spaans
In het Spaans tellen is vrij eenvoudig. Hier is een lijst van getallen van 1 tot 20, gevolgd door de tientallen:
1 - uno
2 - dos
3 - tres
4 - cuatro
5 - cinco
6 - seis
7 - siete
8 - ocho
9 - nueve
10 - diez
11 - once
12 - doce
13 - trece
14 - catorce
15 - quince
16 - dieciséis
17 - diecisiete
18 - dieciocho
19 - diecinueve
20 - veinte
Voor de tientallen:
30 - treinta
40 - cuarenta
50 - cincuenta
60 - sesenta
70 - setenta
80 - ochenta
90 - noventa
Voor getallen tussen de tientallen, voeg je 'y' (en) toe tussen de tientallen en de eenheden. Bijvoorbeeld:
21 - veintiuno
22 - veintidós
23 - veintitrés
...
31 - treinta y uno
32 - treinta y dos
...
44 - cuarenta y cuatro
...
58 - cincuenta y ocho
Voor de honderdtallen:
100 - cien (alleen 100)
101 - ciento uno
102 - ciento dos
...
200 - doscientos
300 - trescientos
400 - cuatrocientos
500 - quinientos
600 - seiscientos
700 - setecientos
800 - ochocientos
900 - novecientos
Voor de duizendtallen:
1.000 - mil
2.000 - dos mil
3.000 - tres mil
...
Deze basisgetallen kunnen worden gecombineerd om elk getal in het Spaans te vormen.